Franciscus van Asissi
6. Van beweging naar structuren (de leefregels van 1221 en 1223)
In 10 jaar tijd is de beweging aangegroeid tot 3000 (5000?) broeders. Dit vraagt om omlijning en inkadering. Er was nog weinig echte ordening van het gemeenschappelijk leven. Franciscus schreef een eerste ontwerp, de leefregel van 1221, dat meer een spiritueel document was. Het is een meesterwerk van franciscaanse spiritualiteit geworden, maar men vindt er weinig directe voorschriften, veeleer enkele fundamentele richtlijnen, visie, vlammende opmerkingen en ernstige vermaningen. Daarom moest Franciscus zijn werk overdoen en in de stilte van Fonte Colombo (Rieti-dal) schreef hij de definitieve 'levenswijze' van 1223. Deze is een mengeling geworden van juridische formuleringen en geestelijke inspiratie. De concrete levensweg van toen werd vastgelegd in bepaalde formuleringen. Toch is het geen eigenlijke regel, maar een levenswijze d.w.z. een inspirerende richtlijn voor het dagelijks rondtrekkend leven met het evangelie als norm. De slotzin van de 'regel' luidt: ..... "opdat wij steeds onderdanig en onderworpen aan de voeten van dezelfde heilige kerk, standvastig in het katholiek geloof, de armoede, de nederigheid en het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus onderhouden, zoals wij vast beloofd hebben". Franciscus was geen organisator maar inspirator. Toen hij broeders kreeg, zag hij dat als een gave van de Heer, die hem de weg naar het evangelie had getoond. Niet de onderdaan-overste-structuur beheerste zijn beweging maar wel de dienstbare gehoorzaamheid van ieder aan ieder, als elkaars huisgenoten. Geen strikte overste maar vrijheid voor persoonlijk initiatief, onderworpen aan de norm van de broederlijke dienstbaarheid. Geen kloosters want de onderlinge liefde is hun huis. Geen regel maar het levend woord van het evangelie. Geen status noch bezit maar een rondtrekkende broederschap, vol respect voor elkaar en voor elke mens. Een gemeenschappelijk leven onder één dak met aparte dagorde acht Franciscus niet wezenlijk voor zijn beweging. Dit leven van onderlinge dienstbaarheid kwam tot een hoogtepunt op een kapittel, dat een zichtbaar teken van eenheid was onder de verspreid levende broeders. Het had een heroriënterende, bezielende, corrigerende en richtinggevende functie. Franciscus beantwoordde de concrete kwesties met geestelijke richtlijnen (vermaningen). Vanuit de kapittels ontvingen de broeders hun werkopdracht. Het kapittel was dus geen bestuursorgaan maar gemeenschappelijke bezinningsdagen. In het rondtrekkende leven met zijn grote persoonlijke verantwoordelijkheid en eigen serieuze inzet was de minister (= dienaar) de directe dienaar van de groep broeders op geestelijk en materieel vlak (bezoek, zorg voor zieken, novicen aannemen enz.). Hij was dus geen gezagsdragende organisator maar bezieler en begeleider. Franciscus geloofde immers in de inwerking van de Geest op iedere broeder. Van in het begin waren er echter al broeders die ergens vast bleven wonen: de kluizenaars. Franciscus gaf hen een eigen statuut. Maar langzaam evolueerde de hele beweging van rondtrekkende broederschap naar vaste woonplaatsen. Het zwaartepunt van het geheel kwam na het aftreden van Franciscus te liggen bij de middengroep, waarbij het leefbaar compromis en het controleerbaar leefpatroon als richtsnoer ging dienen. Van toen af werd de beweging steeds meer een kloosterlijke orde van priester-broeders. De gardiaan, oorspronkelijk een reisleider van een kleine groep, werd een overste van een groot klooster. Toch is de beweging van Franciscus uiteindelijk gespaard gebleven van afdwaling en ketterij door de gelovige trouw aan de kerk en het charisma van een echt beleefd evangelisch leven als mindere broeder. Paus Innocentius III heeft de weg gebaand. Daardoor werd de beweging van Franciscus binnen de kerk de erfgenaam en uitvoerder van de eigentijdse religieuze armoedebewegingen.