Franciscus van Asissi
4. Zuster Clara, de kleine plant van Franciscus (1194-1253)
Men kan niet over Franciscus spreken zonder Clara. Geboren in 1194 in Assisi uit voorname ouders (adel + grootgrondbezitter) is zij rond 1205 naar Perugia gevlucht wegens oorlogsgeweld. Na de vastenpreken van Franciscus in de San Rufino (1211) vlucht zij in feestkleding langs de dodendeur op Palmzondag 1212 tezamen met haar vriendin Pacifica naar Portiuncula, waar Franciscus haar opneemt in zijn beweging. Zij wilde Franciscus volgen. Haar verblijf bij de Benedictinessen (San Paolo) liet haar zien wat zij niet wilde: een naar standen gestructureerd kloosterleven. Uiteindelijk belandt zij in San Damiano, waar zij 41 jaar tot haar dood zal wonen en dat door Franciscus hersteld was met het 'gestolen geld' van de jaarmarkt in Foligno. Franciscus gaf de 'arme vrouwen van San Damiano' (hun eerste naam) een levensregel met als kern: evangelie beleven in biddende gemeenschap, met handenarbeid en in armoede. Clara is een zelfzekere vrouw geweest die wist wat zij wilde. Zij weerde elke uiting van macht, was een moederlijke vrouw en onderhield warme vriendschapsbanden met Franciscus (getuige de albe, sandalen en wonddoekje). Samen hebben zij, ieder vanuit hun eigenheid, een kerkelijk-evangelische levenswijze van minderbroeders en minderzusters gestalte weten te geven. De Regel die Clara schreef, werd pas op haar sterfbed door de paus goedgekeurd, nadat zij telkens een benedictijns of algemeen geïnspireerde levensvorm weigerde omdat er het 'Privilege van de armoede' (volstrekte bezitloosheid) niet in vermeld stond. Op 11 augustus 1253 sterft zij. Haar laatste woorden zijn typisch voor iemand die zich bemind weet: "Heb dank Heer, omdat Gij mij geschapen hebt". Zij was een beminnelijke vrouw geweest van wie Franciscus zielsveel had gehouden. In haar leven heeft zij twee wensen gekend: a) te mogen leven in totale bezitloosheid met grenzeloos vertrouwen op Gods goedheid. b) te mogen leven in sterke geestelijke verbondenheid met de mindere broeders als haar beschermers. Zij was een echt meevoelend zuster voor haar medezusters, die zij als dienares diende. Zij wilde dezelfde weg gaan als de Christus van kribbe en kruis, d.w.z. in deemoed onthecht worden omdat een levende Persoon je leven vult en waarvoor je je innerlijk en uiterlijk vrij maakt om door Hem bemind te worden en beschikbaar te zijn. Dit is de inhoud van 'armoede' als middel om dienstbaar te kunnen zijn aan de medemens die je zuster en broeder is. In het mindere zuster en broeder zijn valt armoede, deemoed en dienstbaarheid samen.