Franciscus van Asissi
2. Een jarenlang proces van ommekeer (1202-1209)
Assisi (pausgezind) snakte naar vrijheid. En het bestormde de Rocca, symbool van de Duitse overheersing, in 1198. Adellijke families gingen in Perugia (ook handelsstad en pausgezind) wonen en vroegen om hulp. Zo ontstond de oorlog Assisi-Perugia uit rivaliteit (1202). Franciscus doet mee, wordt gevangen genomen en weer vrijgekocht door zijn vader. Gevangenschap en ziekte hebben hem ontredderd. Hij blijft er van dromen om ridder te worden in het pauselijk leger. Op weg ernaar, in Spoleto (1205) hoort hij in een droom de vraag: Knecht of Heer: wie van de twee wil jij dienen? Franciscus keert terug naar Assisi, naar zijn vroegere levensstijl, maar op een avond na een groots feest overvalt hem een onuitsprekelijke gelukservaring. In het massieve gebouw van het genieten, in de droomwereld van roem en eer komt een barst, een aanraking vanuit een andere wereld. Hij gaat denken, bidden en er over praten. Hij zoekt naar verheldering en gaat op bedevaart naar Rome (1205), waar hij voor een dag bedelaar speelt (ludiek en grootmoedig). Maanden van ziekte en eenzame overpeinzing hebben binnen de Franciscus iets omgewoeld zodat een diepte wordt opengebroken. En wanneer de innerlijke wereld een andere gestalte krijgt, verandert het gezicht op de wereld daarbuiten. Plotseling oog in oog met een melaatse temidden van eigen depressie en onzekerheid. Deze uitgestotene die hij kust. Dit is het beslissende moment van zijn ommekeer geweest, zoals hij later in zijn testament zal getuigen. Hij had altijd een afkeer van die mensen gehad en nu blijft hij staan en begroet ze als mens. Vanaf die dag is hij regelmatig te vinden in de leprozerieën (o.a. San Giovanni). Een bevrijdende daad wordt het begin van een nieuw leven. Toen Franciscus omkeek, zegt een later verhaal, was de melaatse nergens meer te zien (mystieke Christus). Hij wordt een milde gever aan armen. Daarvoor gaat hij naar de jaarmarkt (24 jan. 1206) te Foligno en verkoopt er paard en laken. Op de terugweg gaat hij bidden in San Damiano waar de Gekruisigde tot hem spreekt: Ga en herstel mijn kerk. Franciscus vat het letterlijk op: hij gaat kerkjes herstellen. Later zal hij de grote Kerkgemeenschap bijstaan in haar vernieuwingstendens. Heel langzaamaan, al doende, wordt de nieuwe richting zichtbaar: hij wordt een 'boeteling van Assisi'. De breuk wordt definitief als vader Bernardone hem voor bisschop Guido daagt na herhaalde opsluitingen in zijn kelder. Maar moeder Pica liet haar zoon telkens weer vrij. In zijn vader staat hier die hele nieuwe maatschappelijke richting van geld verdienen, welvaart, prestige, eer en macht voor Franciscus die de vrede op een heel andere wijze zoekt: langs Gods vertrouwen en onthecht zijn. Dan speelt Franciscus zijn levenshouding en werpt al zijn kleren in de handen van zijn vader en roept uit: "Voortaan kan ik in alle vrijheid zeggen: Onze Vader die in de hemel is". Twee werelden gaan uiteen. Geld en goed brengt geen geluk: dus weg er mee. Zo radicaal was Franciscus. Een tijd van bouwvallige kerkjes herstellen volgt: San Damiano, San Pietro en Portiuncula. Hij zoekt een baantje als koksjongen bij de Benedictijnen. Intussen verzorgt hij melaatsen en bidt veel. Het zijn de woestijnjaren van religieuze verdieping. Hij droeg een kluizenaarskleed, pij, koord en schoeisel, totdat hij op Mattiasdag (24 febr. 1209) de mis diende en het evangelie van de uitzending hoorde: Mt. 10, 7-10. Na de uitleg van de priester roept hij uit: 'Dat is het wat ik heb gezocht'. De kluizenaar vindt zijn ideaal: leven volgens de stijl van het evangelie: rondtrekkend de vrede preken en werken bij en voor de mensen. Later zal hij schrijven: niemand toonde mij wat ik moest doen, maar de Allerhoogste openbaarde mij dat ik moest leven volgens het evangelie.